Bodies

you leave
to see what hides unholy secrets
the earthiness
of bodies bound in cloth
to be
and to be loved by them through others
to wander
in forgotten dreams not lost

you hear
angelic choirs
drifting on organ music
they sing of life and lust and not of shame

because you leave
to see
you don’t leave anything but hollowed naming
and you return
and learn
to leave is ever to reclaim

Shelter

all is arbitrary
the end of a year
the borders of a nation
the boundaries of self

we are the end/we are beginning
we are so much more than we will ever understand

and nothing is sacred
for it was never meant to be us
and not the trees
or dinosaurs to rule

but now we do

and all is arbitrary
the start of a year
the beautiful darkness of creation
all but the hurt we build
to shelter me from you

December

wil je mijn venster zijn
want het zonlicht weet mij niet te vinden
en in de lange schaduw van december wordt mijn wereld klein

en de stoel
de vaatwasser
de pot met nootjes-pindakaas
ze zijn ontmanteld en niet langer veilig
de geur van koffie
en de kat
jouw warme naakte lijf

dus wil je mijn venster zijn
om wat ik zie te voelen en te binden
als Adam naam ik alle dingen dan voorbij de pijn

Kom snel terug

     Een in slaap gevallen dorp, zoals er zovele zijn in de uitgestrekte leegte voorbij Parijs. Zijn navigatie stuurde hem hierheen, maar nu staat hij aan het einde van een doodlopend steegje dat volgens zijn telefoon gewoon door zou moeten gaan en hij vraagt zich af of hij door de werkelijkheid is ingehaald, of juist vooruit loopt op de zaken. Hij komt er niet uit, dus stapt hij uit zijn auto om zijn benen te strekken, terwijl hij de enorme machines bekijkt die verderop over de heuvels kruipen.
     Misschien is het oogsttijd, denkt hij. Maar misschien ook niet. Hij heeft er eigenlijk geen verstand van.
     Als je goed kijkt, kun je zien dat de machines worden bestuurd door hele kleine mensjes. Niet echt, natuurlijk, maar de machines zijn zo groot dat alles in hun buurt een miniatuurversie van zichzelf wordt.
     Ze wonen waarschijnlijk in dit dorp, deze mensjes, of in vergelijkbare dorpen, in huizen die met elkaar vergroeid zijn, langs straten die stoffig zijn en stil, als door de tijd vergeten. Maar dat vergeten is slechts schijn. Want aan de horizon doemen de windmolens op, de boodschappers van een onafwendbare toekomst waar voor kleine mensen en grote machines geen plaats meer is. Alles gaat uiteindelijk kapot. Dat is de simpele waarheid.

Verder lezen →

Het om-geuren van gras in de regen

als er geen God is
en waar zou ze zijn?
hooguit in alledaagsheid verborgen
als ik alles zelf mag gaan doen
alsof er een zelf is
er is geen zelf, enkel een tegenover-mij
zoals het om-geuren
van gras
in de regen
gelijk de duiven die leerden
om via de schutting
het vogelhuisje te bereiken
maar dit duurde zo lang dat ik moe werd
en zelfs nu springt één van hen nog
op het dakje, soms
ik zal nooit op dakjes springen
ik zal nooit springen
als ik zelf eens spring?
nee
wie heeft mij ooit leren springen?
nee, beter is het te vallen
gewoon
onomkeerbaar vallen
zonder adem
het buiten laten werelden
het om-geuren van
de vos
in de berm
de man
in de sloot
de zo-genaamde lijven
rondom
bloed slijm opdrogend zweet
niet langer ontvoelen
vlees en hart
hard schreeuwen en kotsen
en een meeuw die in het braaksel wroet
alledaagsheid als ik val
het zal
een dag zijn met muziek
en toverwoorden