Silv

   Silv lag op zijn rug in het gras en keek naar de voorbijschuivende wolken. Het was vandaag mooi warm weer en toch waaide het nog genoeg. De lucht was heel blauw en de wolken waren wit en pluisachtig. Hij lag al een tijd zo naar de lucht te staren en was voorlopig nog niet van plan om er mee op te houden. Eigenlijk wilde hij er nooit meer mee ophouden, zo heerlijk was het om juist vandaag op je rug in het gras naar de wolken te kijken. Het was precies warm genoeg, het waaide precies hard genoeg en hij was de hele dag vrij.
   Hij keek nu naar een wolk die leek op Frankrijk. Aan de linkerkant stak een stuk uit, dat was Bretagne, had hij pas geleerd op school. Het land zweefde door de lucht en veranderde langzaam in iets anders. Spannend. Silv hoopte dat er een ander land uit zou komen dat hij zou herkennen. Hij hield van landen, van kaarten. Soms tekende hij ze zelf. Maar hij vond het ook mooi om er gewoon naar te kijken. Zoals nu. En kijk, de wolk die eerst Frankrijk was, begon een beetje op Israel te lijken. Bretagne was wat weggewaaid en nu leek de linkerkant precies op de lijn die juf altijd op het bord trok als ze de kaart van Israel wilde tekenen. Hij miste alleen de rivier en de meren aan de rechterkant, maar als je heel goed keek…

   Gisteren had juf de berg Karmel aangewezen op het bord en verteld over Elia die had gebeden dat het droog werd en later weer dat het zou gaan regenen. Toen de knecht van Elia op de heuvel klom om te kijken of er al ergens een wolkje te zien was, had Silv bedacht dat hij de knecht was. Dan zou hij niet blijven staan, zoals de knecht had gedaan, maar hij zou op zijn rug gaan liggen, precies zoals hij nu lag. Telkens weer zou Elia vragen of hij al wat zag, maar natuurlijk zag hij eerst alleen een blauwe lucht. En ineens zou hij een heel klein wolkje zien, zo groot als een hand, zo groot als de hand van zijn vader. Nog heel even zou hij blijven liggen om te kijken of het op een land leek dat hij kende. Maar dan zou hij opstaan en het vertellen. En dan zou Elia naar Achab gaan en hem waarschuwen voor de regen. En dan zou hij samen met Elia heel hard voor Achabs wagen en paard uitrennen naar huis. Dan zou zijn vader zeggen: “Zo, jij bent vroeg thuis.” Dan zou hij alleen geheimzinnig lachen en naar buiten lopen om Gerrit in zijn kooi te stoppen, want het zou zo gaan regenen.
   Gerrit was het konijn dat Silv op zijn tiende verjaardag had gekregen. Hij had hem Gerrit genoemd, want het dier had echt een Gerrit-gezicht, had zijn vader gezegd. Zijn moeder vond het meer een Loeka en Silv vond dat eigenlijk een veel mooiere naam, maar het was nu eenmaal een mannetje.
   Als het een beetje mooi weer was, liep Gerrit altijd los door de tuin te rennen. Dat vond zijn vader niet altijd een heel goed idee, omdat Gerrit vaak zomaar ergens begon te graven, zonder te zien dat juist op die plek pas geleden zaadjes waren geplant. Dan rende Silv’s vader naar het beest toe, pakte het op en vertelde over alle gedierte des velds en een magnetron die ook als grill kon werken. Silv’s moeder moest dan altijd lachen, maar Silv vond er niks grappigs aan en ook Gerrit vond het niet leuk. Toch begon hij de volgende dag vrolijk opnieuw te graven, alsof hij alles al weer was vergeten.
   Silv’s ouders waren een beetje raar, vond Silv. Zijn vader hield ervan om uren voorovergebogen over een plantje in de tuin te hangen, ook als het regende, en hij keek vaak ‘s nachts door een telescoop naar de sterren. Zijn moeder zat liever binnen, ze vond het bijzonder leuk om alle meubels om de week ergens anders neer te zetten. Silv vond dit nogal onhandig en verwarrend en raakte daardoor vaak spullen kwijt, maar zijn moeder zei dat ze gek werd als alles te lang op één plaats zou blijven staan. Dan roesten we vast, zei ze. En zijn vader knikte dan op zo’n manier dat Silv niet durfde te protesteren.
   Silv had een keer voor school aan zijn vader gevraagd wat voor werk hij precies deed. Die had toen gezegd dat hij de ziel van de dingen onderzocht. Toen Silv dat op school vertelde in zijn spreekbeurt, keken al zijn klasgenootjes hem vreemd aan en begonnen sommige te lachen. De juf had gevraagd wat hij ermee bedoelde, maar hij had geen idee. Daarna vertelde een andere jongen over zijn vader die in de melkfabriek werkte en even had Silv toen gewild dat zijn vader dat ook deed. Maar die vader vertelde vast niet zulke mooie verhalen als het donker was, maar nog te vroeg om te gaan slapen. Die vader zou niet zo mooi kunnen vertellen, dat wist Silv zeker. Die zou voor de televisie gaan zitten met zijn benen op tafel.
   De wolken bleven overwaaien en Gerrit rende als een gek door de tuin, vrat bloemen op en poepte waar hij moe werd. Silv lag nog steeds met zijn rug in het gras naar omhoog te staren. Zijn moeder had hem eens verteld, toen ze samen naar de wolken keken, dat sommige mensen aan de vorm en de kleur van de wolken konden zien wat voor weer het zou gaan worden. Bovendien hadden alle wolken namen, zei ze. Ze had er een paar opgenoemd, maar hij was ze allemaal weer vergeten. Veel te moeilijk, het was ook een andere taal. Ze leken wel een beetje op de namen van dinosaurussen. Die klonken ook zo ingewikkeld.
   Als Silv groot was, zou hij dinosaurusbotten gaan zoeken. Er was vorig jaar een film gemaakt over een eiland waarop iemand dinosaurussen had gemaakt uit botten en Silv wou ‘m wel graag zien, maar dat mocht niet van zijn ouders. Zijn juf had ook verteld over die film en over dinosaurussen. Die hebben natuurlijk niet echt bestaan, zei ze. Hun botten zijn in de aarde geschapen. Daar snapte Silv niks van en hij had het aan zijn ouders verteld. Zijn moeder moest toen zo hard lachen dat ze tranen in haar ogen kreeg, maar zijn vader was heel boos geworden en had de school gebeld. De volgende dag kreeg Silv in de klas steeds een beurt en moest hij aan het eind van de dag alle potloden slijpen, terwijl hij dat vorige week ook al had gedaan.
   ‘s Avonds had zijn vader hem verteld dat dinosaurussen wel echt hadden bestaan en dat het heel dom was geweest van zijn juf om te zeggen dat dat niet zo was. Silv was er blij om, want als ze niet hadden bestaan had hij ook helemaal geen zin om hun botten te zoeken.
   In de verte maakte een vliegtuig een lange witte streep tussen twee wolken. Een lange dijk in het blauwe water. Hoe zouden de wolken er van de bovenkant uitzien? Vast heel mooi, want zo zou God ze altijd zien als Hij naar de aarde keek. Toen kwam de zon plotseling achter de wolken vandaan en Silv deed zijn ogen dicht, want het felle licht deed pijn.

   “He Silv, wakker worden.”
   Silv deed zijn ogen weer open en zag zijn vader boven hem en een eindje verder zijn moeder met een fototoestel in haar hand. Op zijn buik lag Gerrit. Hoe die daar was gekomen wist Silv niet.
“Zo slaapkop, kom maar gauw naar binnen. Het wordt al bijna donker.”
   Silv wreef zijn ogen uit en keek naar de lucht. De wolken waren roze geworden en hier en daar scheen al een ster. Hij had het koud. Zijn vader stak een arm uit en trok hem omhoog.
   “Zeg pap”, zei Silv, “waarom zijn er eigenlijk zoveel sterren?”
   Zijn vader liet hem los en keek ook naar de lucht.
   “Zo wist Abraham hoe groot het volk Israel zou worden. Het zou een beetje zielig zijn geweest als hij de sterren ging tellen en niet verder kwam dan vijfentwintig, of niet?”
   Dat was wel waar, dacht Silv. Maar had zijn vader niet een keer verteld dat er nog veel meer sterren zijn dan diegene die wij kunnen zien?
   “Waarom bestaan er sterren die wij niet kunnen zien?”
   Silv bukte om Gerrit op te pakken die met zijn voorpoten voor zich uit lui in het gras lag te kauwen op een blaadje sla. Zijn vader keek even naar boven en toen weer naar hem.
   “Ik las eens een boek en daarin vertelde iemand dat God zo groot en machtig is dat Hij zelfs voor dingen zorgt die zo ver weg zijn dat wij ze nooit zullen zien. Dat vond ik wel een mooie gedachte. “
   Toen hij dat had gezegd draaide zijn vader zich om en keek naar de dijk die achter hun tuin lag.
   “Weet je, Silv? Mensen willen alles snappen. Maar langzaam maar zeker kom je er achter dat dat niet kan. Vroeger keek ik naar de sterren om ze te begrijpen. Nu alleen nog omdat ze zo mooi zijn. En kijk eens naar al die plantjes in de tuin? Waarom groeien ze? Ik weet het niet. Toch zijn ze prachtig.”
   Silv keek hoe zijn vader bukte. Vreemd, dacht hij. Er bestaan dus dingen die je niet kunt snappen. Misschien waren de botten van dinosaurussen ook wel zulke dingen. Of de wolken die steeds weer veranderden. Maar als zelfs zijn vader soms de dingen niet begreep dan was het op de één of andere manier niet zo erg. Dus liep Silv naar het konijnenhok achter in de tuin en duwde Gerrit door het smalle deurtje naar binnen. Daarna draaide hij zich om en zag hij hoe zijn vader naar de andere kant van de tuin was gelopen en naar een half opgegeten plant wees. Silv hoorde hem tegen zijn moeder zeggen dat het bijna Pasen was. Zijn moeder lachte en gaf zijn vader een duw in de rug. De zon scheen heel laag en Silv bekeek de schaduwen van zijn ouders op de muur van het huis. Als hij goed keek, leken ze samen precies op een dinosaurus. En ook zijn eigen schaduw leek er eentje. Maar met een veel te grote bek. Silv gaapte en liep naar binnen, want het werd koud.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *